Afgelopen januari bezochten we Sicilie, op dat moment realiseerden we ons nog niet dat het voorlopig het laatste bezoek aan Italie zou zijn. Op dat moment hadden we slechts één producent op het eiland waar we mee werkten. Gelukkig was het een vruchtbare reis want we hebben twee producenten kunnen toevoegen.
Als klanten mijn winkel bezoeken en vragen naar mijn lievelingswijn dan moet ik het antwoord schuldig blijven. Wel vertel ik dan vaak over de regio’s waar wat mij betreft de beste wijn vandaan komt, of welk terroirs het beste zijn voor de productie van kwaliteitswijn. Nu ik dit schrijf besef ik mij onmiddellijk het hellend vlak waar ik me op begeef. En dan bedoel ik niet dat smaken verschillen, maar dat veel “terroirs” in Italie hun climax nog helemaal niet bereikt hebben. Italie blijft een jong wijnland, ondanks zijn lange historie, waar nog vele onontdekte schatten te vinden zijn. Maar goed, de regio’s waar ik op doelde, zijn op dit moment (voor rode wijn) Piemonte, Toscane en de Etna. Inderdaad, de Etna, dus niet Sicilie als geheel, maar specifiek het terroir van de actieve vulkaan de Etna, daar ook liefkozend De Moeder genoemd. In Piemonte heb ik niet specifiek een voorkeur voor Barolo of Barbaresco, ook in het noorden rondom Lessona en Gattinara wordt prachtige wijn gemaakt. Het druivenras Nebbiolo is wel waar mijn liefde naar uit gaat. Ook Toscane is een breed geschakeerde regio die mij van het noorden in Carmignano bij Florence tot aan het zuiden bij Montalcino en Montepulciano kan boeien. Daar is het de Sangiovese die bij mij een snaar raakt.
Maar ook de Etna dus. Op de Etna vind je Nerello Mascalese en Nerello Cappuccio. Ondanks de overeenkomsten in hun naam zijn ze echter geen familie van elkaar. Ze zijn zelfs compleet verschillend. Nerello Mascalese, de belangrijkste van de twee zowel qua aanplant als voor de kwaliteit, bevat weinig anthocyanen (kleurstoffen) en relatief veel tannine. Het heeft een duidelijk geurprofiel, floraal en smaaktonen die net per se terroir gebonden lijken. Verschillende wijngaarden geven toch hetzelfde geurbeeld. De Nerello Cappuccio heeft meer kleurstoffen en zachtere tannines. In de geur gaat het daar meer om fruit en vanille.
We werken al vele jaren met Giuseppe Russo van het domein Girolamo Russo vernoemd naar zijn overleden vader. Hij is een geboren en getogen Etneeer en kan als weinigen de typiciteit van de vulkaan vangen in zijn wijnen. Maar ik heb altijd het gevoel gehad dat ik met slechts één producent niet echt liet zien waartoe dit terroir in staat is. Er zijn vele verschillende Contrade (buurten/cru’s) die elk hun eigen expressie hebben. Er is al zeer veel lava de berg afgestroomd en met elke uitbarsting onstaat er nieuw terroir en groeit de berg. Het duurt wel minimaal honderd jaar voordat op zo’n lavastroom weer wat groeit, maar de Etna is oud genoeg voor een geweldige diversiteit aan bodemsoorten en minerale samenstellingen. Ook het verschil tussen de hellingen in het zuiden en die in het noorden geven allemaal een eigen kleur en identiteit aan de wijnen. Waarom dan toch zo lang gewacht met het uitbreiden van het portfolio? Zoals al eerder gezegd, Italie is een jong wijnland en op de Etna wordt pas sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw serieus wijn gemaakt onder leiding van de locale producent Benanti. Dat ging in het begin met vallen en opstaan. Het is moeilijk om te bepalen wat de planten nodig hebben in de wijngaard en hoe ze het beste fruit geven. Daarnaast is het ook een zoektocht in de kelder. Wat voor fermentatie gebruik je, hoe lang macereer je en welk hout gebruik je voor de opvoeding? Pas in de 21e eeuw kwam het een beetje los, vooral door invloed van wijnmakers van buiten de Etna zoals Marco de Grazie van Terre Nere of Andrea Franchetti van Passopisciaro. De laatste geloofde in het begin niet eens in het potentieel van Nerello Mascalese en Nerello Capuccio, maar plante Syrah en Nero d’Avola aan. Daar is hij wel van terug gekomen. En toen gebeurde er heel lang niets op de Etna.
Het aantal Cantina’s is sindsdien enorm toegenomen. Beroemde wijnmakers en goudzoekers deden een duit in het zakje, maar het terroir hield zich angstvallig stil. De wijnen waren wel prijzig maar weinig interessant en deden ook weinig eer aan het terroir. Het was alsof ze iets anders van de Etna wilden maken dan wie ze was. Als je de goede wijnen proeft ligt Etna Rosso in tussen Pinot Noir en Nebbiolo. Het zal je niet verassen welke druif buitenstaanders kiezen om de wijn het meest op te laten lijken. Iedereen lijkt altijd op zoek naar de heilige graal van Pinot Noir, maar daarmee ga je compleet voorbij aan de belangrijkste karakter eigenschap van de Etna: het vulkanische element. Dat moet je omarmen, want dat is precies wat het terroir uniek maakt. Ja, het heeft inderdaad gevoelsmatig gelijkenis met Pinot Noir en Nebbiolo, maar de vulkanische en rokerige toon in de wijn maakt hem volstrekt uniek en dat is ook een element waar Pinot en Nebbiolo alleen van kunnen dromen.
Afgelopen januari proefden we ineens een aantal nieuwe wijnen van wijnmakers die pas onlangs begonnen zijn en duidelijk de vulkaan meer willen doen spreken in hun wijnen. Het lijkt dus eindelijk een kant op te gaan en dat geeft ons de kans om eindelijk de diversiteit die we al vermoedde naar Nederland te halen. De eerste avond in Catania aten we in Sapio, een zaak met een Michelin ster, waarvan ik niet speciaal zou zeggen dat je er heen moet, maar de sommeliere doet wel haar werk en geeft klein en aanstormende producenten en plek op haar kaart. Daar vonden we Tenute Bosco. Het wit was nog wat geknepen, het lijkt alsof iedereen nog moeite heeft om Etna Bianco echt lekker te maken, maar het instap rood was mooi en zeer typisch, gemaakt van 100% Nerello Mascalese, dat is de moeilijkste van de twee, vaak wordt er Nerello Cappuccio aan toegevoegd om de wat hardere tannines van de Mascalese af te ronden. Een paar dagen later proefden we in Cave Ox na een vruchteloze zoektocht naar de Cantina van Tenute Bosco, hun prephyloxera Cru de Vico. We waren met stomheid geslagen. Tussen de twee lockdowns door besloten we toch om te beginnen met de import van het domein. Vorige week hoorden we dat Robert Parker ze heeft geselecteerd als een van de ontdekkingen van 2020.
Op de laatste dag van onze trip bezochten we de omgeving van Vittoria, gelegen in het zuiden van het eiland. Vittoria is vooral bekend van de Frappato druif en van de Cerasuolo di Vittoria de eerste rode DOCG van het eiland. Cerasuolo is gemaakt van minimaal 60% Nero d’Avola en de rest Frappato. We bezochten verschillende domeinen, maar elke keer was het niet zoals ik het mij herinnerde of zoals ik graag wilde dat het zou proeven. Totdat we bij Guglielmo Manenti aankwamen. Hij was ons getipt door Daniele Sassi van Tenute di Castellaro én door Guiseppe Russo. Ze bleken gelijk te hebben. Guglielmo is zeer bescheiden, maar werkelijk totaal verliefd op zijn gaarden en zijn druivenstokken. Het is nog een jonge liefde want zijn eerste wijn stamt uit 2006, binnenkort gaat hij met pensioen en kan hij al zijn tijd aan zijn nieuwe liefde besteden. De nieuwe cantina is bijna af en we denken dat de kwaliteit dan nog verder omhoog zal gaan. We begonnen met een bescheiden allocatie van de Frappato en de Cerasuolo en hebben er al vele zielen mee gewonnen in zeer korte tijd.